Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4840

Datum uitspraak2007-09-24
Datum gepubliceerd2007-10-04
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/4247 AW-VV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toelaatbaarheid van terugkeer van betrokkene in zijn functie. Spoedeisend belang bij opschorting van werking aangevallen uitspraak? Redelijke mate van waarschijnlijkheid dat aangevallen uitspraak geen stand houdt?


Uitspraak

07/4247 AW-VV Centrale Raad van Beroep Voorzieningenrechter U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om voorlopige voorziening van: het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Drechterland (hierna: verzoeker), in verband met het hoger beroep van: verzoeker tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: rechtbank) van 8 juni 2006 (lees: 2007), 07/902 en 07/903 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Betrokkene], en verzoeker Datum uitspraak: 24 september 2007 I. PROCESVERLOOP Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Verzoeker heeft tevens een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2007. Verzoeker heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Burger, verbonden aan CAPRA te `s-Gravenhage en [M.], gemeentesecretaris van de gemeente Drechterland. Betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. L. Stové, werkzaam bij de Utrechtse Juristen Groep. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Betrokkene was sinds 31 mei 1982 werkzaam bij de gemeente Drechterland, laatstelijk als [functie] bij de afdeling [naam afdeling]. Na signalen dat betrokkene en een collega ieder een computer van de gemeente mee naar huis hadden genomen, is door verzoeker een onderzoek ingesteld. In het kader van dit onderzoek is door Deloitte Bijzonder Onderzoek & Integriteitsadvies B.V. (hierna: Deloitte) een rapport uitgebracht met betrekking tot onder meer het gebruik van de bij betrokkene aangetroffen computer. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek heeft verzoeker aan betrokkene bij besluit van 26 oktober 2006 wegens zeer ernstig plichtsverzuim met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van ontslag opgelegd. Het aan betrokkene verweten plichtsverzuim bestaat uit het zonder toestemming mee naar huis nemen en toe-eigenen van een computer van de gemeente, kennelijk met een andere bedoeling dan het gebruik voor zijn werk en het op diverse momenten nalaten te vertellen dat hij een computer van de gemeente in zijn bezit had. Verzoeker heeft het besluit van 26 oktober 2006, na namens betrokkene gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij het bestreden besluit van 29 maart 2007. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat verzoeker binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Voorts is het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit van 26 oktober 2006 worden opgeschort tot en met zes weken na verzending van het nieuw te nemen besluit op bezwaar. Tevens zijn bepalingen omtrent proceskosten en griffierecht gegeven. De rechtbank heeft daartoe - kort samengevat - overwogen dat vast staat dat betrokkene begin 2006 zonder toestemming een aan verzoeker toebehorende computer mee naar huis heeft genomen. De rechtbank is met verzoeker van oordeel dat betrokkene zich aldus schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheid dat betrokkene zijn kinderen thuis van de computer gebruik heeft laten maken als plichtsverzuim is aan te merken. Nu echter niet aannemelijk is geworden dat betrokkene de intentie had om zich de computer (op enig moment) wederrechtelijk toe te eigenen met het oogmerk om deze te behouden, acht de rechtbank het plichtsverzuim niet zodanig ernstig dat dit de straf van ongevraagd oneervol ontslag rechtvaardigt. 3. Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd overweegt de voorzieningenrechter als volgt. 3.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of van de voorzieningenrechter van de rechtbank als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Beroepswet hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 3.2. Verzoeker heeft aangevoerd dat uitvoering van de aangevallen uitspraak zal dienen te leiden tot een nieuw besluit op bezwaar dat inhoudt dat het dienstverband met betrokkene moet worden hersteld. De voorzieningenrechter acht deze uitleg van de aangevallen uitspraak niet onjuist. Nu verzoeker de terugkeer van betrokkene in zijn functie dan wel enige andere functie bij de gemeente Drechterland ontoelaatbaar acht, heeft hij een spoedeisend belang bij opschorting van de werking van de aangevallen uitspraak. 3.3. Dan komt vervolgens de vraag in beeld of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de aangevallen uitspraak niet in stand zal blijven. Het hier op die vraag te geven antwoord draagt een voorlopig karakter en is niet bindend voor de uitspraak in de hoofdzaak. 3.4. Aan het bestreden besluit is onder meer ten grondslag gelegd dat uit het onder 1.1. genoemde rapport van Deloitte blijkt dat de bij betrokkene aangetroffen computer hoofdzakelijk is gebruikt voor privé doeleinden. Betrokkene heeft dit betwist. Volgens hem heeft hij de computer wel degelijk hoofdzakelijk voor zijn werk gebruikt. Voorts is in het bestreden besluit onder meer overwogen dat betrokkene niet de bevoegdheid had om te beslissen een computer van de gemeente mee naar huis te nemen. Ook dit is door betrokkene betwist. Volgens hem was het in de praktijk zo dat hij over het uitlenen van zaken als computers, laptops, beamers e.d. ging. 3.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vergen beide aspecten een onderzoek dat pas in de bodemprocedure ten volle kan geschieden. De voorzieningenrechter ziet voorts in de overige omstandigheden onvoldoende aanleiding om een redelijke mate van waarschijnlijkheid aanwezig te achten dat de aangevallen uitspraak geen stand zal kunnen houden. 3.6. De in 3.3. geformuleerde vraag wordt dus ontkennend beantwoord. Gelet hierop en gezien de omstandigheid dat betrokkene groot belang heeft bij herstel van zijn dienstverband en dat niet is gebleken van onoverkomelijke bezwaren daartegen, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van belangen aanleiding de gevraagde voorziening af te wijzen. 4. Tot slot ziet de voorzieningenrechter aanleiding verzoeker te veroordelen in de proceskosten van betrokkene, begroot op € 322,- aan kosten van rechtsbijstand. III. BESLISSING De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Wijst het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht af; Veroordeelt verzoeker in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,-, te betalen door de gemeente Drechterland. Deze uitspraak is gedaan door H.A.A.G. Vermeulen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van I.M. Josten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 september 2007. (get.) H.A.A.G. Vermeulen. (get.) I.M. Josten. JvS